INTERVIEW MET CARLO MORES
ophaalmachinist in de steenkoolmijn van Roton (Farciennes)
door Frederik De Meyer
Een buitenkans bood zich aan toen we vernamen dat de heer Carlo Mores bereid was om te vertellen over zijn herinneringen. Carlo was ophaalmachinist in de Rotonmijn te Farciennes, de laatste Waalse steenkoolmijn, gesloten in 1984. De kwieke 73-jarige was er tot de sluiting de jongste ophaalmachinist en wist nog met veel details en anekdotes te vertellen over zijn jaren in de mijn.
Wanneer en waar werd u geboren ?
Ik ben geboren op 9 januari 1950 te Châtelineau, vlakbij Charleroi. Mijn ouders waren Italianen. Papa was in 1946 naar België geëmigreerd. Mijn moeder is dan in 1948 naar hier gekomen. Vader is 29 jaar mijnwerker geweest, eerst in de Nummer 8 te Châtelineau, later ook in de Saint-Jacquesmijn, tenslotte in Farciennes. Helaas is hij niet oud geworden. Hij heeft helaas zoals vele oud-mijnwerkers silicose opgelopen.
Praatte uw vader veel over zijn werk ?
Niet echt. Toen ik begon op de mijn was hij kwaad, hij had zo vaak gezegd : "Ga nooit naar de mijn, ga nooit naar de mijn !". Aldus heb ik eerst een paar andere jobs gedaan, onder andere in Brussel. Het beviel me niet en het was ver, dus ben ik met een vriend van mijn vader, die hoofddelegee was, op gesprek gegaan bij ingenieur Berwart, de grote baas in de mijn van Farciennes en die zei dat ik maandag kon beginnen op de bovengrond. Dat was in 1972, ik was toen 22 jaar. Mijn eerste taken op de mijn waren een beetje vanalles wat : onderhoud van de rails, kolen laden enz ... Dat heb ik slechts een maand gedaan.
Hoe bent u ophaalmachinist geworden ?
Op een dag werd ik geroepen door de directeur en mijnheer Berwart. Ze zeiden dat ik mee mocht komen en we gingen naar de betonnen schachttoren. We gingen meteen naar boven, 72 meter is hij. Ze toonden me de turbine, toen ik die zag draaien zei ik meteen : "Dat kan ik niet". De directeur zei me : "Carlo, jij kan dat wel. Je komt zaterdag en ik zet je samen met een ervaren machinist".
Aldus kwam ik op die zaterdag naar de toren. Zaterdag is immers een rustige dag, er is dan geen productie, alleen personeel dat afdaalt en opkomt voor het onderhoud in de mijn. Ik zette me neer naast de machinist om te leren. Helaas, die man had iets tegen Italianen en ik ben van Italiaanse afkomst. Dus de eerste keer dat ik het werk zelf deed, liep het niet helemaal goed. Mijn leermeester riep onmiddellijk : "Zie je wel, werken met Italianen dat gaat niet, die kunnen dat allemaal niet !". Ik was zwaar onder de indruk, zo roepen op mij op m'n eerste dag dat ik die job deed.
"Werken met Italianen gaat niet"
Ik was ook bang dat ik een ongeval had veroorzaakt of zelfs iemand had gedood. Ik ging meteen naar de voet van de toren om te horen of alles in orde was in de liftkooi en gelukkig kreeg ik antwoord, een hele opluchting. Door al dat was ik erg geschrokken en ben ik naar huis gegaan. Ik ontmoette wel ingenieur Berwart en zei hem dat ik dit niet kon en dat mijn leermeester letterlijk tegen me had gezegd dat hij niet van Italianen hield. De ingenieur zei me dat ik maandag moest terugkeren en toen plaatste hij me bij een andere ophaalmachinist, Horatio, zelf een Italiaan en die heeft me dan alles
geleerd. Na een goede week opleiding bij hem, kon ik zelfstandig werken.
Hoe was het werk juist ?
De ophaalmachinist zit in een cabine, niemand mag daar zomaar binnen. Zelfs de directeur moet aan de ophaalmachinist vragen of hij binnen mag komen. Het is immers een erg belangrijke taak die veel concentratie vraagt. Je moet weten, de ophaalmachinist staat met één voet in de mijn, met de andere in de gevangenis.
Je zit dus in een stoel, de machine wordt bediend met hendels, je verandert de snelheid zoals in een auto, boven de versnellingen zit een zwarte knop. Die noemen we "l'homme mort" (de dode man). Je moet die steeds gedeeltelijk ingeduwd houden. Stel immers dat je als machinist onwel wordt, dan houd je dat uiteraard niet ingeduwd en gaan de liften automatisch stoppen, een veiligheidsmaatregel dus.
Met een telefoon werd naar mij gebeld, bijvoorbeeld vanuit de ondergrond om te zeggen dat men naar boven wilde. Soms belde de ingenieur of de directeur. Uiteraard was die telefoon alleen voor interne communicatie, naar buiten de mijn bellen kon niet.
Belangrijke info werd doorgegeven mits een bel : éénmaal is stop, driemaal is naar boven, vier maal is kooi vrij, dan liet ik de lift vertrekken. Het vertrek gaat langzaam, werd dan sneller, wanneer de lift op 125 à 100 meter van de bovengrond komt, liet ik de lift al vertragen. Wanneer de lift dan op de bovengrond kwam belde een collega, de zogenaamde "tireur" éénmaal en dan stopte de lift en werd er ontladen. Omgekeerd ook, kwam de lift beneden toe, werd er gebeld en dan kon hij geladen worden.
Er zijn twee liftkooien die simultaan bewegen, gaat de ene naar boven, dan gaat de andere naar beneden en omgekeerd. Als er even geen werk was plaatsten we de liften in stand-by, dan werden beide kooien naar de ondergrond gebracht zodat ze in evenwicht stonden. Dit was om de vermijden dat er iemand in de kooien zou binnengaan, zonder dat wij het zouden weten.
Kon je je werkplek verlaten, bijvoorbeeld voor een middagpauze?
Neen, je moest steeds binnen blijven. Zaterdag was wel een kalme dag maar ook dan moest er steeds 24 uur op 24 iemand zijn (de diensten waren steeds in drie maal acht uur). De post van ophaalmachinist moest altijd bemand zijn, voor in het geval er een ramp of ongeval zou gebeuren. Zaterdag kwamen wel de "marchaux", dit waren de mannen die de kabels van de liften controleerden op beschadigingen of slijtage. Elke lift was vastgemaakt aan vier kabels, die dus telkens gecontroleerd werden.
"nachten kalm maar ..."
De nachten konden soms erg kalm zijn, dus had ik een kleine televisie op m'n werkplek. Als het mooi weer was, ging ik even naar het balkon van de toren, daar stond een oude autozetel en er lag een verrekijker, dan genoot ik even van het landschap ! Indien ik heel kort om één of andere reden de toren moest verlaten, dan belde ik steeds naar de ophaalmachinist van de andere schacht (FDM : de metalen schachttoren met ophaalmachine beneden) om hem te melden dat ik heel even mijn post verliet, dan was hij op dat moment absoluut verplicht op zijn post te blijven.
Heb je ook gewerkt met die ophaalmachine van de andere schacht, met de metalen schachttoren ?
Jazeker, ik heb dat toen ook moeten leren, de ophaalmachine was daar gelijkvloers, in een apart gebouw. Daar in schacht 1 was ook een ander systeem, bovendien had de lift daar drie verdiepingen, in de lift van de betonnen toren daarentegen, waren er zes verdiepingen. In de andere schacht werd de kooi ook maar met één dikke kabel vastgehouden. Er werd echt anders gewerkt in schacht 1, ja het liftsysteem was daar veel gecompliceerder. Je had daar ook meerdere hendels : snelheid, start-stop, in de betonnen toren was alles geregeld met één hendel, toch wel eenvoudiger. Ikzelf heb later ook ophaalmachinisten van schacht 1 opgeleid voor de ophaalmachine in de betonnen toren.
Beide schachten werden gebruikt voor zowel transport van kolen, personeel als materiaal. Het systeem (in de betonnen toren) was zo dat meestal 's avonds wat nog restte van kolen werd bovengehaald, éénmaal dat gebeurd was, werden op de bovengrond de wagentjes met materiaal aangevoerd om naar beneden te worden gebracht. Als dat dan gebeurd was, waren we helemaal klaar maar we bleven wel stand-by. De betonnen toren diende toch vooral om de kolen boven te brengen. Wanneer er materiaal naar beneden moest, pakweg in de namiddag of 's nachts, gebeurde dit via de ijzeren toren, zodat het naar boven halen van de kolenproductie niet werd verstoord. Ikzelf slaagde er in om 102 mijnwagentjes per uur naar beneden en naar boven te brengen, een record !
Hoe was de werkorganisatie juist ?
Uiteindelijk waren wij met slechts een zestal ophaalmachinisten. We vielen rechtstreeks onder de directeur, ingenieur Berwart en de andere ingenieurs hadden niets over mij te zeggen. Je kon trouwens de arbeiders herkennen aan de kleur van de helmen, zwarte helmen waren mijnwerkers, gele waren ajusteurs - de mannen die het onderhoud doen - rode waren elektriciens en witte helmen waren voor de porions (opzichters). Als ophaalmachinist was ik chef van de toren.
Heb je ongevallen meegemaakt ?
Weet je, mijn vader heeft als reddingswerker meegeholpen toen de ramp in de mijn te Marcinelle gebeurde, ik was toen zes jaar. Zelf heb ik gelukkig geen grote ongelukken meegemaakt. Ik heb wel eens een incident gehad op een zaterdag, dat was zo gegaan : de marchau - die dus de ophaalkabels controleert - was zoals steeds gaan staan op de "paraplu", dit is de plaats bovenaan de liftkooi waar de kabels aan de kooi zijn vastgemaakt. Terwijl hij de liftkabels controleerde moet hij een beweging hebben gemaakt waarbij hij onbewust de kabel van de bel raakte. De bel ging dus éénmaal af, uiteraard kon ik boven in mijn bedieningsstoel niet weten dat dit per ongeluk was. Eénmaal bellen betekent : langzaam omhoog gaan en aldus liet ik de liftkooi langzaam omhoog gaan. Gelukkig want als ik aan volle snelheid omhoog zou laten gaan, dan was die man dood geweest. Hij belde meteen om te stoppen, wat ik ook deed. De marchau zei me meteen "Wat doe je toch ?". Toen ik hem uitlegde dat de bel één keer was afgegaan, begreep hij dat de belkabel was geraakt. Dat had dus veel slechter kunnen aflopen.
"oog in een zakje "
Ik heb wel vaak gewonden moeten bovenhalen, dikwijls lagen ze op een brancard. Ik herinner me ook één keer een mijnwerker die zijn oog kwijt was. Hij had zijn oog in een zakje mee. Vanop mijn post zag ik dat vaak niet maar steeds werd ik op de hoogte gebracht dat er een gewonde moest vervoerd worden en wat de omstandigheden waren. Let wel, het gebeurde meestal dat gewonden via schacht 1 werden vervoerd, daar hebben ze dit dus nog veel meer meegemaakt. Zoals ik je al vertelde werkte ik meestal op de schacht die voornamelijk diende voor de productie.
Heeft u in de mijncité gewoond ?
Neen, toen ik pas getrouwd was, konden we intrekken bij een delegee van de mijn die alleen was en dus veel plaats overhad. Nadat die man overleden is, zijn we dan naar een appartement verhuisd vlakbij "Les Aulniats", maar dat was op slechts tweehonderd meter van de cité en ook vlakbij de Rotonmijn.
Mijn schoonouders hadden een cafeetje tegenover de ingang van de Rotonmijn, ik kwam er ook vaak en zo leerde ik vele Marokkaanse en Algerijnse mijnwerkers kennen, die dronken daar hun koffie. Je moet weten, op het einde waren het vooral vreemdelingen die in de mijn werkten, vaak dus Algerijnen en Marokkanen. Toen de mijn dichtging waren er toch nog wat jonge mijnwerkers hoor.
U bent begin de jaren '70 begonnen op de mijn, er waren in die periode al veel mijnsluitingen, merkte u dat de toekomst voor de mijn er niet goed uitzag ?
Niet echt, we zagen wel steeds meer mijnen in de buurt sluiten, zoals Anderlues, Péronnes, maar dat de Roton zou sluiten hadden we nooit gedacht.
De nabijgelegen Aulniatsmijn was ook gesloten maar de schachten deden nog dienst voor de verluchting van de Roton, er werd daar echter niet meer afgedaald en er waren dus ook geen machinisten nodig daar.
Rond 1977 werd dan de Saint-Jacquesmijn gesloten maar die was ouder dan de Roton. Die mijnwerkers zijn dan trouwens overgeplaatst naar onze mijn. In feite moest de Roton toen verder worden afgediept naar ongeveer 970 meter. Alleen, Saint-Jacques was nu gesloten en daarnaast heb je de Samber. Had men dat gedaan, dan was de Roton gewoonweg overstroomd. Dat heeft ook meegespeeld in de latere sluiting.
De mijn ging dicht in 1984, hoe hebt u vernomen dat de mijn ging sluiten ?
Ik heb dat pas vernomen in de eerste of tweede week van september 1984. Mijnheer Berwart kwam naar mij en vertelde me dat de Roton dicht zou gaan op 30 september. Ik kreeg de tranen in m'n ogen toen ik dat hoorde, 't was mijn leven, ik deed die job erg graag. Mijnheer Berwart zei me dat de sluiting geen beslissing was van de directie maar van de staat.
Of er protesten waren tegen de sluiting ? Neen, ik heb trouwens nooit stakingen of acties geweten op de mijn, ook niet voor lonen of zo, wij waren daar goed betaald.
"aldus heb ik de ophaalmachines van de Roton stilgelegd"
Weet je dat de ophaalmachinist die me oorspronkelijk niet wou opleiden - de Italianenhater - kort voor de sluiting een brief heeft geschreven naar de directie, dat hij de ophaalmacine wou stilleggen ? Hij vond nog steeds dat ik, Italiaans zijnde, het werk niet kon. Eén van de marchaux is toen naar mijnheer Berwart gegaan en heeft gezegd : "Ik ben daar niet mee akkoord, Carlo kan dat", en aldus heb ik de ophaalmachines van de Roton stilgelegd op 30 september 1984, ik heb toen gehuild, dat werk was mijn leven.
Ik weet dat men nog wat materiaal heeft gerecupereerd om te verkopen, zoals de hydraulische ondersteuningen, maar er is toch veel materiaal beneden gebleven hoor, en dus verloren, Eén liftkooi is beneden gebleven en verloren, de andere heeft men uit de schacht gehaald. Weet je dat er nog altijd veel niet ontgonnen steenkool is daar ?
Na de sluiting heb ik nog even gewerkt in de kolenwasserij (FDM : die heeft nog enkele jaren gewerkt met importkolen) waar ik wagonnetjes met kolen moest laden, dat waren wel zeer onregelmatige werkuren. Ik ben toen ook een tijd locomotiefbestuurder geweest. Tevens heb ik kolen aan huis geleverd, met een vrachtwagen, nog later ben ik conciërge geworden. Op 46-jarige leeftijd werd me gemeld dat ik op brugpensioen kon. Dat zag ik niet zitten want ik had drie jonge kinderen. Ik ben nog een tijd taxichauffeur geweest. Uiteindelijk ben ik pas midden de jaren '90 met brugpensioen gegaan en sinds 2010 ben ik volledig gepensioneerd.
Helaas heb ik geen contact meer met oud-collega's van toen, het café tegenover de oude mijn bestaat ook al niet meer. Soms gebeurt het wel eens, dat als ik op de markt in Charleroi loop, dat iemand me aanspreekt en dan zegt : "Jij bent toch wel ophaalmachinist geweest in de Roton ?". Dat zijn dan oud-mijnwerkers ja, dat is al enkele keren gebeurd.
Alleszins, mochten ze mij morgen zeggen dat de Rotonmijn terug opengaat, ik zou er meteen opnieuw beginnen, echt onmiddellijk. Zelfs op mijn leeftijd zou ik die job nog willen doen !
Dank U voor dit leerrijke gesprek !
Interview afgenomen op 3 oktober 2022 door Frederik De Meyer